Direct aanmelden!

Het is dinsdagmiddag twee uur. Tegenover me zit Martine* met in haar armen haar zoontje. Ze kijkt me wat aarzelend aan van achter haar donkere bril, nadat ik haar de vraag stel; hoe het gaat en of ze haar draai wat kan vinden met haar baby’tje. “De borstvoeding maakt me zo onzeker”, bekent ze, “ik twijfel of hij wel genoeg binnen krijgt en of ik het wel goed doe. Ik hoor zoveel tegenstrijdige adviezen om me heen.”

Bijna wekelijks kom ik op visite bij borst voedende moeders die gekweld worden door dit soort vragen. Moeders die zich afvragen of ze het wel goed doen, die zich zorgen maken en tobben. Soms zijn de vragen terecht en zijn er oprechte zorgen, maar meestal is het onzekerheid over van alles en nog wat. Dan is er vooral vertrouwen en bevestiging nodig dat het goed gaat.

Onzekerheid kan een grote bedreiging zijn voor het slagen van de borstvoeding. Waar komt deze onzekerheid vandaan? Wat is er, afgezien van de nog ontregelde hormonen, aan de hand?

Borstvoeding is een kwestie van vraag en aanbod en vraagt om overgave en vertrouwen. En dat is niet gemakkelijk omdat we leven in een cultuur waarin iedereen naar zekerheid zoekt en controle wil hebben over alles. We willen meten, weten, wegen, sturen en een kindje dat zich zoveel mogelijk volgens de standaard gedraagt en groeit. De achtergrond daarvan is waarschijnlijk dat je dan zéker weet dat het goed gaat.

De kennis en ervaring met borstvoeding en de variatie die daarbij optreedt in groei, is niet groot in onze samenleving. En dus wordt iedere afwijking van de standaard met argusogen bekeken door oma’s, buurvrouwen, vriendinnen en helaas ook door zorgverleners. We hebben geen maatstreepjes op onze borsten en onze cupmaat geeft ook al geen betrouwbare informatie over de inhoud. De drinksessies van baby’s timen heeft geen enkele zin want de ene lurkt in vijf minuten voldoende binnen om er weer vier uur tegenaan te kunnen en de ander doet er een kwartier over en is toch na een uur weer hongerig.

Om ons heen krijgen we opmerkingen van anderen, zoals “Moet hij nu alweer drinken? Hij kan nu toch al best om de vier uur drinken? Slaapt hij al door?” Dat helpt voedende moeders niet echt om zich zeker te gaan voelen. Als baby’s dan een tijdje netjes de groeicurve volgen halen we opgelucht adem, maar als de curve inzakt slaat de onzekerheid toe. Dan komt het voordeel van maatstreepjes op een fles bij ons bovendrijven.

Hoe gaan we hier mee om te midden van al deze ingesleten adviezen en regels? Enig begrip van fysiologie is hierbij nodig. Een baby is tijdens de zwangerschap eraan gewend geraakt om 24 uur per dag gevoed te worden. Zo’n baby’tje dan tijdens de kraamweek sturen naar een voedingsritme van elke 3 of 4 uur is niet logisch en zeker niet fysiologisch. Borstvoeding valt of staat met het voeden op verzoek. Wij volwassenen zijn daar het levende bewijs van. Ooit op de klok gekeken bij een hongerig gevoel en bedacht dat je pas na 2 uur weer mag eten omdat het nog geen tijd is? En zelf weleens bijgehouden hoeveel voedingsmomenten we op een dag hebben? Inclusief het slokje water hangend onder de kraan en het snoepje wat je ongemerkt tussendoor in je mond stopt? Dan komen we er zelf niet eens aan toe om drie uur aan een stuk niet te eten of te drinken. Waarom moet zo’n klein pasgeboren hummeltje, dat nog niet kan klokkijken en gewend is om onafgebroken voeding te krijgen zich dan aan een ritme houden wat ooit bedacht is?

Wat is dan dus normaal? Zoals eerder gezegd, is borstvoeding een kwestie van vraag en aanbod. Je kindje ‘vraagt’ om voeding, jij geeft het. En hoe meer een kindje vraagt, hoe meer melk jouw lichaam zal gaan maken. Onder normale omstandigheden en bij een gezonde baby kan er dus nooit sprake zijn van ‘te weinig melk’. Hoe meer je aanlegt, hoe meer melk er gemaakt wordt. In de kraamtijd draait het vooral om het op gang krijgen van de melkproductie en het leren herkennen van hongersignalen. Daarbij is het van belang om vaak aan te leggen. Vaak, dat betekend dan minimaal acht tot twaalf keer per 24 uur. Na de kraamtijd kun je het heft in handen van je kindje leggen. Voeden op verzoek blijft heel belangrijk. Hierbij hou je in de gaten of je kindje voldoende groeit, voldoende poept en plast en lekker alert is. In de praktijk houdt dat in dat het ene borst gevoede kindje van zes maanden zes voedingen per dag vraagt, het andere misschien wel het dubbele. Misschien raak je hierdoor in de war, maar laat je hierdoor niet afleiden. Op eigen initiatief het aantal voedingen verminderen tijdens de borstvoedingsperiode kan er zelfs voor zorgen dat je productie keldert en/of de groei van je kindje afneemt. Omdat borstvoeding volledig lichaamseigen is en afgestemd op je baby, bestaat er geen maximum aantal voedingen voor een borst gevoed kind. En elk kindje is anders met zijn eigen behoeftes.

Borstvoeding werkt dus voor iedereen anders. Vergelijk jouw baby niet met andere kindjes, kijk naar je kindje en doe wat je gevoel je ingeeft, dan doe je het goed!

* Ivm privacy is deze naam fictief. Er is geen verband tussen de foto en deze blog.